Recente strategische ontwikkelingen m.b.t. België’s resterende kerntaak
De huidige situatie inzake tactische kernwapens is vergelijkbaar met 1988. Ook vandaag leidt de spanning tussen politieke ontwikkelingen en bureaucratische inertie tot vragen inzake opportuniteit en militaire nut van dit type wapen. Verschillend met 1988 is echter dat thans vrij algemeen wordt aanvaard dat er militair geen behoefte meer bestaat aan het behoud van de resterende kerntaak in de Europese NAVO-landen en dat, daarenboven, het politieke draagvlak voor afstoting van de resterende kerntaak thans breder is en niet beperkt is tot België (en Duitsland). Er bestaat dus onmiskenbaar een window of opportunity dat de in de jaren 90 ingezette trend van reductie van het aantal tactische kernwapens en de terugdringing van de plaats van dit wapen in de Amerikaanse en NAVO-strategie op korte termijn kan uitmonden in de afstoting van deze kerntaak. De drie belangrijkste beweegredenen voor het behoud van Amerikaanse tactische kernwapens zijn immers discutabel:
o Bondgenootschappelijke solidariteit: het feit dat slechts vijf NAVO-bondgenoten op de 28 nog Amerikaanse kernwapens op hun grondgebied hebben, plaatst op zijn minst vraagtekens bij de verwijzing naar bondgenootschappelijke verplichtingen als reden voor het behoud van de resterende kerntaak;
o Europees machtsevenwicht: Rusland vormt geen militaire bedreiging meer voor de NAVO. Ook in (sommige) nieuwe NAVO-lidstaten, die het meest oog hebben voor mogelijke pressie vanwege Rusland, wordt de terugschroeving bepleit van de Amerikaanse tactische kernwapens;
o Contraproliferatie: hoe tactische kernwapens kunnen ingezet worden als afschrikking tegen niet-statelijke groepen (terreurorganisaties, misdaadgangs) en wat de toegevoegde waarde van tactische kernwapens in Europa tegen een mogelijke opstelling van kernwapens door landen als Iran of Noord-Korea, werd tot op heden niet aangetoond.
Of de resterende Amerikaanse tactische kernwapens uit Europa op korte termijn inderdaad zullen verwijderd worden, is afhankelijk van het antwoord op volgende vragen:
o Hoe zal NAVO-Secretaris-generaal Rasmussen reageren op de vraag van 5 Europese NAVO-lidstaten tot agendering van deze kwestie in de discussies rond de herziening van het Strategisch Concept ?
o Welke houding zullen de Europese lidstaten innemen in de parallelle gesprekken met de Verenigde Staten over deze materie ?
o Zijn de Europese NAVO-lidstaten bereid om in deze kwestie een gezamenlijk Europees standpunt te formuleren en, indien nodig, eigen initiatieven te nemen of verkiezen zij daarentegen deze kwestie over te laten aan de bilaterale onderhandelingen tussen de Verenigde Staten en Rusland ?
(Photo credit: http://www.frbg-kbt.be/)