Zijn we de greep op terugkeerders kwijt?
In
Europa kan zijn Syriëgangers niet langer negeren. Een ‘gecontroleerde’ repatriëring lijkt de minst slechte optie, vinden Rik Coolsaet et Thomas Renard.
This article was first published in De standaard.
(Photo credit: Getty)
Zijn we de greep op terugkeerders kwijt?
Met zijn groen licht voor de Turkse inval in het noordoosten van Syrië heeft Donald Trump een einde gemaakt aan de relatieve stabiliteit in die regio en een doos van Pandora geopend met vooralsnog onvoorspelbare ontwikkelingen – ook voor Europa’s veiligheid. Er blijft niets meer over van de illusie dat we het dossier van Europese Syriëgangers ongestraft voor ons zouden kunnen blijven uitschuiven..
Terugkerende buitenlandse strijders zijn nooit welkom geweest in Europa, vooral sinds de terreuraanslagen in Parijs en Brussel in 2015 en 2016, waarbij terugkeerders de spil vormden. Dat is te begrijpen. De voorbije drie jaar zijn er nog slechts weinig Syriëgangers teruggekeerd. Naarmate het kalifaat in elkaar stortte, verhoogde heel Europa immers zijn waakzaamheid en trok het zijn veiligheidsmaatregelen op. Maar wat met zij die ginds gevangen waren genomen ? En wat met de kinderen die samen met hun moeders in kampen zitten?
Jarenlang waren de Europese overheden weinig genegen om die strijders te laten terugkeren naar hun land van herkomst. Sommige bewindslieden stelden zelfs dat die strijders “beter dood dan terug” zouden zijn. De meeste regeringen waren wel bereid om zich inschikkelijker op te stellen voor de repatriëring van kinderen, maar zonder dat dit tot een actief beleid ter zake leidde. Dat de Koerden erop aandringen om samen met de kinderen ook de moeders te repatriëren, was bovendien een rode lijn die zo goed als geen enkel Europees land wilde overschrijden.
De Europese terughoudendheid woog zwaarder door dan de voortdurende druk die de VS uitoefenen om de buitenlandse strijders weer naar huis te halen. Zelfs toen gedreigd werd de Amerikaanse troepen terug te trekken uit de regio, bleven regeringen het dossier op de lange baan schuiven. Maatschappelijke organisaties, het gerecht en veiligheidsdiensten herhaalden dat de repatriëring van strijders waarschijnlijk de “minst slechte optie” was. Sommige zouden kunnen ontsnappen en zich onttrekken aan berechting, anderen zouden opnieuw aansluiting kunnen vinden bij een herrezen IS. Hoe langer meelopers daar bleven, hoe groter het risico dat ze zich tot gestaalde terroristen zouden ontwikkelen. Maar ook dat signaal viel in dovemansoren.
Individuele risicoanalyse
Het discours rond de repatriëring van buitenlandse strijders bevat echter twee belangrijke fouten. Om te beginnen gaan we ervan uit dat repatriëring een binaire keuze is. Ofwel doen we het, ofwel niet. Maar regeringen kunnen ook een combinatie van scenario’s overwegen, en op basis van een individuele risicoanalyse enkel bepaalde strijders repatriëren. Het zou bijvoorbeeld mogelijk zijn om moeders met hun kinderen terug te halen en strijders die meer gevaar inhouden achter te laten of te laten berechten leveren in Irak, zeker zij die hun gruweldaden begaan hebben in dat land.
Sommige regeringen hebben die benadering al overwogen en zelfs toegepast, te oordelen aan de overdracht van 11 Franse strijders uit Syrië naar Irak eerder dit jaar (en het recente nieuws dat er ook een Belgisch strijder van Amerikaanse naar Iraakse controle is doorgeschoven). Er lopen momenteel onderhandelingen tussen zeven EU-landen (Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België, Nederland, Zweden en Denemarken) en de Iraakse overheid over de overdracht van Europese burgers uit Syrië, om hen in Iraakse rechtbanken te berechten (in ruil voor meerdere miljoenen euro’s per buitenlandse strijder).
De tweede foute inschatting is misschien nog belangrijker: dat we alle terugreizen kunnen “controleren” of tegenhouden. Dat idee was gebaseerd op de illusie van stabiliteit. Je mag er echter om verschillende redenen van uitgaan dat de realiteit minder netjes oogt. Ondanks alle hindernissen hebben sommige buitenlandse strijders bijvoorbeeld de grenzen overgestoken. Interpol meldde onlangs dat ze deze zomer tijdens een operatie (Operation Neptune II) meer dan een dozijn verdachte strijders gedetecteerd had in het Middellandse-Zeegebied. In juli zijn dan weer twee Franse families erin geslaagd om de grens tussen Syrië en Turkije over te steken.
Tot slot kan de internationale dimensie van IS-families tot complexe situaties leiden. Bij IS hadden vrouwen vaak meerdere echtgenoten van verschillende nationaliteiten en soms meerdere kinderen. Zwitserland overwoog bijvoorbeeld om Zwitserse vrouwen en hun kinderen te repatriëren uit Syrië. Daar hoort naar verluidt een Belgische vrouw bij die met een Zwitserse strijder getrouwd was en twee kinderen met hem had. België mag dan weigeren om zijn burgers te repatriëren, het land kan toch de beslissingen van andere regeringen voelen. De kans bestaat dat er gelijkaardige gevallen zullen opduiken met andere nationaliteiten.
Willen of niet, ze keren terug
Europa is nog lang niet klaar met de terugkerende buitenlandse strijders, en de klok tikt. In de toekomst kunnen nog meer buitenlandse strijders terugkeren, of de overheden ze willen of niet. De Europese overheden moeten zich dus op korte termijn blijven voorbereiden op mogelijk “ongecontroleerd” terugkerende burgers.
Bovendien moeten de Europese regeringen snel een duurzamer beleid voor hun buitenlandse strijders uitstippelen, zeker gezien de verslechterende beveiliging in de Koerdische gevangenissen en kampen en de gevolgen van de Turkse militaire operaties in de regio. Vanuit veiligheidsperspectief lijkt een “gecontroleerde” repatriëring van Europese burgers — mannen, vrouwen en kinderen — al bij al de minst slechte optie. Wie wreedheden begaan heeft in Irak, kan eventueel nog later voor een Iraakse rechtbank verschijnen, als de voorwaarden daartoe vervuld zijn.
Zo’n beleid vergt proactieve inspanningen om volwassenen te repatriëren en ze in hun thuislanden op te sluiten en te berechten. De kinderbescherming kan zich intussen over de kinderen ontfermen. Niemand koestert de illusie dat het zonder moeite, controverse of risico zal verlopen, maar in deze fase is alles behalve de huidige impasse een beter beleid.
Druk verhogen
De Europeanen moeten meer vertrouwen tonen in hun eigen instellingen. De voorbije jaren is de wetgeving op het vlak van antiterrorisme versterkt, wat de vervolging van terugkeerders aanzienlijk gemakkelijker heeft gemaakt. Bovendien zijn de meeste landen nu meer in staat om radicalisering in gevangenissen op te sporen en in te dijken. De repatriëring van buitenlandse strijders zal zeker de druk op het gerecht, de gevangenissen en de veiligheidsdiensten opvoeren, maar die instellingen bereiden zich al meerdere jaren op zo’n situatie voor.
De meeste Europese landen hebben de afgelopen jaren ook werk gemaakt van mechanismen om terugkeerders op te vangen en erop toe te zien dat ze na hun gevangenisstraf weer in de samenleving worden geïntegreerd. Terugkeerders begeleiden na hun gevangenistijd en hen op lange termijn opvolgen, zal een hele uitdaging blijven. Maar het is ongetwijfeld gemakkelijker om buitenlandse strijders in Europa in de gaten te houden dan van op een afstand.
Als die weer in eigen land zijn, kunnen de Europese inlichtingendiensten bovendien vandaag anticiperen op een bedreiging die in de toekomst, na de vrijlating van die terugkeerders, een concreet gevaar kan worden. Alleen zo kunnen die diensten zich grondig voorbereiden, met gebruik van alle methodes waarover ze beschikken. De tijd kan toch in ons voordeel tikken, maar enkel als we de juiste keuzes maken — en snel.