EGMONT IN THE PRESS - Source : De Morgen
http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1563205/2013/01/16/Garantie-op-succes-in-Mali-is-vandaag-nog-minder-aanwezig-dan-toen-in-Libie.dhtml
16 Jan. 2013

Garantie op succes in Mali is vandaag nog minder aanwezig dan toen in Libië

OPINIE - 16/01/13, 08u05

De operatie in Mali heeft geen behoefte aan hyperbolen over een mythisch Al Qaida, dat niet langer bestaat", schrijft Rik Coolsaet, gewoon hoogleraar aan de Universiteit Gent.

Sinds gisteren zijn Belgische militairen opnieuw betrokken in een militaire operatie in het buitenland, ditmaal in Mali. De Belgische deelname is bescheidener dan die in Libië, bijna twee jaar geleden. Dat is maar goed ook - want garantie op succes is vandaag nog minder aanwezig dan toen in Libië.

De Franse militaire tussenkomst in Mali eind vorige week was onvermijdelijk. Achter die interventie gaat een cocktail van beweegredenen schuil: de opmars van een coalitie van enkele lokale jihadistische milities, samen met een Algerijnse jihadistische groepering; de vrees van de buurlanden; de Franse uraniumbelangen in het nabijgelegen Niger; en, bovenal, de angst van de Malinese bevolking voor de oprukkende milities. De Franse spoedoperatie moet nu het pad effenen voor een multinationale missie die, op basis van een VN resolutie, rust en stabiliteit in deze veel geplaagde en doodarme regio moet brengen. Maar zal dat ook lukken?

De Belgische betrokkenheid beantwoordt alvast aan de criteria voor militaire operaties zoals ons land die sinds het einde van de Koude Oorlog, met vallen en opstaan, heeft ontwikkeld. Een VN resolutie wettigt de deelname. De EU vormt het kader, zowel politiek (de EU bezit - weliswaar op papier - een uitstekende en omvattende Sahelstrategie) als militair (Frankrijk nam de leiding, met steun van Duitsland en Groot-Brittannië en andere EU-landen). En een Afrikaanse troepenmacht draagt de hoofdverantwoordelijkheid voor de operatie - en steun aan zulke initiatieven was een van de kernideeën van de nieuwe Belgische Afrikapolitiek vanaf 1995. Deelname aan de Malinese operatie past dus netjes in de Belgische diplomatieke en militaire post-Koude Oorlog traditie.

Maar dat garandeert nog geen succes. Als de EU-ministers van Buitenlandse Zaken deze week bij elkaar komen, doen ze er goed aan om de drie lessen uit voorbije militaire operaties in gedachten te houden.

Een. Elke operatie heeft een nauwkeurig omschreven politieke doelstelling nodig, die met militaire middelen kan bereikt worden. Er moet, met andere woorden, precies worden aangegeven welke concrete doelstellingen de militairen op het terrein moeten nastreven. Hoe vager deze geformuleerd zijn, hoe groter het gevaar op een sluipende uitbreiding van de missie. Zonder het te beseffen, zouden we opgezogen worden in het drijfzand van een Malinese guerrilla, zoals eerder gebeurd is in Afghanistan (of in Vietnam).

Twee. Een buitenlandse interventie heeft slechts kans op slagen als haar doelstellingen in het verlengde liggen van een lokale dynamiek. Het zijn plaatselijke groepen en mensen die op termijn de doorslag kunnen geven. Buitenlandse militairen (zelfs als ze uit de regio komen) kunnen dat niet. Alles staat of valt dus met een geloofwaardige regering in Bamako.

Die is er vandaag niet. Het huidige regime kwam er na een militaire coup in maart vorig jaar, waarbij een democratisch verkozen regering ten val werd gebracht. Precies die staatsgreep stortte Mali in een politieke chaos, waarvan het huidig conflict het gevolg is. De jihadistische milities maakten toen gebruik van het politieke vacuüm in de hoofdstad en van de vlucht van het Malinese leger om eerst het noorden van het land onder controle te krijgen en vervolgens hun opmars naar het zuiden in te zetten.

De internationale gemeenschap dwong de militaire junta weliswaar van het toneel, maar de verantwoordelijke voor de coup, kapitein Amadou Sanogo, is vandaag nog steeds de sterke man in Mali en heeft vele (zo niet alle) touwtjes strak in handen. Zolang er geen legitieme regering in Bamako zetelt, zal elke buitenlandse interventie in het beste geval slechts een beperkt en tijdelijk resultaat kunnen opleveren.

Drie. Er moet een perspectief geboden worden voor de achterstelling van de Toearegs in het noorden van Mali. De marginalisering van deze bevolkingsgroep is immers al decennialang een bron van instabiliteit in de regio. En ze was ook de onmiddellijke aanleiding voor het huidige conflict. Dat perspectief is vandaag des te dringender nu de belangrijkste Toeareggroep aangekondigd heeft de buitenlandse interventie te willen steunen door de strijd aan de binden met de jihadistische milities. Het is echter niet zeker dat Mali (en zijn buurlanden) aan de Toearegverlangens tegemoet zal willen komen. Is dat niet het geval, dan zal het huidige conflict enkel de voorbode zijn van het volgende conflict.

Toch nog een suggestie aan beleidsmakers en de media. Laat de hyperbolen over het 'internationale terrorisme' en over een mythisch al-Qaida, dat niet langer bestaat, achterwege. Ze stijven lokale extremisten enkel in hun overtuiging dat ze deel uitmaken van een machtige internationale opstand tegen het Westen - en dat zijn de milities in Mali zeker niet. Voor de westerse beschaving vormen zij geen bedreiging, voor de doorsnee Malinees des te meer.